Straatventers in de jaren vijftig

In de jaren vijftig van de vorige eeuw kwamen er nog veel venters in de straat. Omdat onze straat overging in een holle weg, die uiteindelijk in het open veld uitkwam, betekende dat al deze venters aan het einde van de straat, waar de huizen ophielden, moesten keren. Met paard en wagen was dat niet eenvoudig! Niettemin werd er ook al met bedrijfsauto’s gevent.

Onze bakker had een bedrijfsauto en kwam uit een naburig dorp. Hij had zich tijdens de tweede wereldoorlog heel coulant getoond, omdat hij in geval van nood brood leverde, zonder dat er distributiebonnen werden overlegd. Deze bonnen waren toen, vanwege de schaarste, door de wet verplicht. Vanwege die zeer sociale houding zijn mijn ouders klant gebleven tot hij er op zijn oude dag mee ophield.
De meeste bakkers boden hun klanten de mogelijkheid, om van zelfgemaakt deeg en beleg in zijn bakkerij vlaai te bakken! Er werd in onze straat ook nog soms door de mensen zelf gebakken want er waren nog een paar bakovens in gebruik.

De groenteboer kwam met paard en wagen, maar die woonden allen in ons eigen dorp. In de zomer en in het najaar verkochten ze echter vrij weinig omdat bijna alle mensen een ruime groentetuin hadden waarin ze zelf hun groente kweekten. Er waren drie groenteboeren waarvan één met een auto.

Onze melkboer kwam met paard en wagen Er werd toen nog veel “losse melk” verkocht. De melkboer had een grote schenkbus waarin een maatbeker van een liter zat. Hiermee werd de gevraagde hoeveelheid afgemeten en vervolgens schonk hij dat over in de aangeboden ketel of steelpan. Verder bestond het assortiment uit o.a. karnemelk, rijstepap, gortpap, twee soorten puddingvla en boter. Er waren twee melkboeren met paard en wagen, maar er was er een die zijn koopwaar vervoerde in een aanhangwagentje achter zijn fiets!

Veel bekijks trok de scharensliep, zie foto. Dit was een vrij log gevaarte dat als een soort enorme kruiwagen werd voort geduwd. Zodra men iets geslepen wilde hebben, legde de man een plank over de twee handgrepen om op te zitten. Vervolgens bracht hij door middel van een pedaal het enorme vliegwiel in beweging, dat via een riem een as liet draaien, waarop diverse slijpschijven waren bevestigd. Door deze vliegwiel overbrenging draaiden de slijpschijven voldoende snel om messen, scharen, beitels en zelfs bijlen te slijpen! Tevens voerde de man eenvoudige reparaties uit aan scharen en heggenscharen.
Niet alleen de kinderen, maar ook de volwassenen keken zich de ogen uit hoe de scharenslijper bijvoorbeeld een botte schaar weer haarscherp deed knippen!

De voddenman hoorde je al van ver aankomen. Zijn kreet “loemele, loemele, loemelelei”, klonk luid door de doorgaans rustige straat. Hij had een klein paard met een dito kar. Ik herinner me wel dat deze kar luchtbanden had! De aangeboden vodden werden eerst gewogen met een handweger, in de volksmond werd dit dan ook een “lòmmelewaog” (voddenweger) genoemd. Geld werd er zelden uitbetaald voor de aangeleverde vodden.
Meestal kregen de kinderen een vlieger of een windmolentje aan een stokje. Soms had de voddenman ook wel eens springtouwen voor de meisjes.

De meeste venters waren kleine zelfstandigen die er veel voor over hadden om hun waren aan te prijzen. Grote supermarkten- en warenhuizen bestonden toen nog niet.

De petroleumventer kwam, voor zover ik me herinner, hooguit tot het eind jaren vijftig.
Hij had van een grote koperen granaathuls uit de tweede wereldoorlog een bel gemaakt met een heel bijzondere donkere klank. Behalve dat geluid rook ik de penetrante lucht van de petroleum al van ver. Deze man kwam ook met paard en wagen. Op de wagen lag een groot vat met tapkraan, waarmee de mensen hun petroleumblik met kromme schenker lieten vullen. Veel mensen gebruikten in het begin jaren vijftig nog een petroleumstel om een eenvoudige maaltijd te bereiden. Om in de zomer het fornuis brandend te houden was niet alleen duur en bewerkelijk, maar ook te warm. In de winter werd petroleum soms gebruikt als hulpmiddel in geval het hout niet droog genoeg was om de kachel of het fornuis aan te steken. Dit wilde ook nog al eens mis gaan als men niet voorzichtig te werk ging!

Een graag geziene venter door de kinderen was die van De Gruyter. Deze man reed op een enorme bakfiets, volgestouwd met vooraf bestelde wekelijkse boodschappen, keurig verpakt in grote bruine papieren zakken. Deze boodschappen werden keurig aan huis afgeleverd, met als speciale toegift het “snoepje van de week”. Het aantal zakjes van deze snoepjes hing af van het bedrag aan boodschappen. Een goed doordachte formule voor de vele kinderrijke gezinnen, in een tijd dat er nog geen commerciële TV bestond. Nadat de man de boodschappen had afgeleverd nam hij de bestelling op voor de volgende week. Op die manier werd er een klantenbinding in stand gehouden.

De visboer kwam altijd op vrijdag omdat er vroeger op die dag door de katholieken geen vlees gegeten mocht worden. Het was een magere, enigszins kromme man met een afgedragen pet op. Maar ondanks deze iele gestalte had hij een krachtige ver dragende stem. Hij riep: botje, botje, vers gestoomde bokking… en andere vissoorten die hij in de aanbieding had. Ik vond vis lekker en bovendien was vis in die tijd relatief goedkoop.

Op zondagmiddag kwam de “ijskar” in de straat. Een prachtige kar op twee wielen, met een bijzonder decoratieve hemel, getrokken door een kleine schimmel. En midden op die kar, onder die hemel, was “tante Lies” het stralende middelpunt tussen al dat lekkers! Je zou je vandaag de dag in Italië wanen als je die kar zou tegen komen. Het schepijs dat ze verkocht maakte ze thuis zelf. Dat het ook nog ambachtelijk gebeurde, was toen heel gewoon. Hoe dan ook, je kon er ijsjes kopen van een stuiver, een dubbeltje en een kwartje. Het ijs werd overigens met grote brokken industrieel ijs gekoeld.

Het is allemaal lang geleden, het zijn beelden uit een tijd dat het leven nog overzichtelijk was en het tempo een stuk lager lag dan tegenwoordig. Niettemin, ook het huidige leven vind ik de moeite waard om geleefd te worden. Maar soms denk ik nog wel eens met een primitieve blijheid terug aan dat verleden…

 Wiel Rouland