Buurtvereniging
Vroeger, voordat er sprake was van buurtverengingen, zorgde de Jonkheid bij tal van gebeurtenissen, vaak van religieus karakter, dat er iets georganiseerd werd. Zo zorgden zij voor de versieringen bij priesterfeesten, gouden huwelijken en processies. De Jonkheid bestond uit de ongehuwde mannen en vrouwen.
Ik kan me herinneren dat de jonkheid van de buurt in actie kwam, toen een broer van mijn moeder in 1952 tot priester werd gewijd. De hele voorgevel van het boerderijtje van zijn ouders, werd helemaal vol bloeiende heide gestoken. Van te voren had men een betimmering aangebracht waarover fijnmazig draad was gespannen. Rond de ramen had men guirlandes en feestverlichting aangebracht. Het karwij heeft langer dan een week geduurd, het moest immers ’s avonds gebeuren, nadat de reguliere dagtaak er op zat! Het zag er schitterend uit toen het klaar was, vooral als het donker was en de feestverlichting was ingeschakeld.
Als er geld nodig was- en het weer zat mee, dan organiseerde de jonkheid een z.g. weidefeest. Het weiland werd voor die gelegenheid gratis ter beschikking gesteld door een plaatselijke boer.
Op een weidefeest kon je o.a. ballen gooien, ringen werpen, pluim schieten, mastklimmen en er was meestal ook een loterij. Kinderen konden grabbelen in de grabbelton en touwtje trekken, altijd prijs! Verder stond er een kiosk waar de plaatselijke fanfare en/of de zangvereniging hun muzikale kwaliteiten liet horen. Uiteraard was er ook een buffet (bar) waar iets gedronken kon worden.
Een weidefeest was echt een familiefeest voor de plaatselijke bevolking. Jong en oud troffen elkaar, niet alleen omdat men het gezellig vond maar vooral ook omdat de opbrengst van dit feest voor de Jonkheid was. Ik weet niet of de jonkheid een officiële vereniging was die activiteiten in het hele dorp voor zijn rekening nam? In mijn beleving had iedere buurt zijn eigen jonkheid, die indien nodig, spontaan in actie kwam.
Na de oorlog had het verenigingsleven een extra impuls gekregen, het bloeide op als nooit tevoren. Tal van verenigingen werden opgericht waar de jeugd elkaar kon ontmoeten. Het bleef dus niet alleen bij de fanfare, de voetbalclub en de jonkheid.
Een jaarlijks terugkerende gebeurtenis was de voorbereiding op de processie die op kermiszondag door het dorp trok. De jonkheid zorgde dat er langs de route de z.g. pronkpaaltjes geplaatst werden. Dit waren polsdikke paaltjes, die onderling verbonden werden met slingers van kleine driepuntige gekleurde vaantjes. Maar het meest bewerkelijke kunststuk was het leggen van de processieloper.
Onze buurt stond bekend voor de mooiste loper van het dorp. Voor het leggen van deze loper werd, als mal, een ca. 60 cm breed raamwerk van panlatten gebruikt van ca. 6 meter lang. Binnen dat raamwerk werd wit zand nat gemaakt,
vervolgens stevig aangeklopt en ten slotte glad gestreken. Het geheel werd verder kunstig opgesierd met religieuze symbolen, samengesteld uit korenbloemen, klaprozen, duizendschonen, margrieten enz. Het verzamelen van deze bloemen en het verwerken daarvan
tot prachtige figuren, was het werk van het vrouwelijk deel van de jonkheid.
Ik schat dat de loper in onze buurt ca. 500 meter lang was.
De loper werd gelegd in de avonduren, op de dag voordat de processie zou passeren. De loper werd tijdens het werk- maar vooral nadat hij klaar was, constant bewaakt zodat passerende voertuigen de loper niet beschadigden. Gelukkig was er toen nauwelijks verkeer, bovendien was er veel respect voor religieuze- en algemene belangen.
Dan was er nog iets dat met de nodige zorg moest worden opgesteld, namelijk het Heiligenhuisje (rustaltaar). Dit was een monumentaal stukje vakwerk van hout dat met grote zorgvuldigheid moest worden opgebouwd en opgesierd. Ik kom hier zo meteen op terug.
Over de met zorg gelegde
loper, loopt de priester die tijdens de processie de monstrans draagt met het Allerheiligste! Deze priester loopt onder een hemel (baldakijn) die door zes sterke jonge mannen werd gedragen. Het Allerheiligste werd verder begeleid door flambouwendragers en
het kerkbestuur. Tevens ook door een erewacht van de schutterij.
Verder liepen in de processie (zie foto) alle plaatselijke verengingen, schoolkinderen en gelovigen die niet tot een vereniging behoorden mee.
Aangekomen bij het rustaltaar werd het Allerheiligste op een troon geplaatst en bewierookt door de priester. Gezamenlijk werd er gebeden en gezongen, waarna de pastoor de menigte bekruiste met de monstrans. Zodra de altaarbellen rinkelden, klonken meteen daarna de enorme knallen van de kamerschoten.
Kamers zijn dikke stalen bussen, gevuld met aangestamd kruid. Onder in die bus zit een kleine opening en voor deze opening ligt een kort spoor van kruid. Met een lange stok, waaraan een roodgloeiende ijzeren bol zit, werd het kruid ontstoken waarna meteen ook het aangestapte kruid in de bus met een flinke knal ontplofte! Het spreekt van zelf dat er veel ervaring en vakmanschap nodig was om de kamers te laden en zonder ongelukken te ontsteken. In het dorp waar ik vroeger woonde werd het kamerschieten uitgevoerd door leden van de schutterij.
Nadat de kamerschoten hadden geklonken, vervolgde de processie zijn weg, richting kerk, waar nog een korte slotceremonie volgde.
Dit oud katholieke gebruik ging vooraf aan de meer wereldlijke gebeurtenis van de kermis. De kermis betekende vroeger vlaaien bakken want de familie uit de nabij gelegen dorpen kwam op bezoek. Samen ging men daarna meestal naar het kermisterrein waar de kinderen zich vermaakten met- en in de diverse kermisattracties. ’s Avonds ging de Jonkheid zelf op stap, nadat ze na de processie wel de loper en de overige attributen hadden opgeruimd!
Wiel Rouland