De drekkar (vuilniswagen)

Nog steeds kan ik me paard en wagen- en de man die er bij hoorde voor de geest halen. Man en span waren in het dorp waar ik opgroeide een begrip. Wiel (de man) en Max (het paard) kwamen elke week met een grote platte wagen het huisvuil ophalen.

Dat huisvuil, of beter gezegd, alles wat de mensen toen kwijt wilden werd aan de straat gezet. Dit varieerde van oud en- kapot meubilair tot versleten matrassen en vloermatten, zeil en dergelijke. Keukenafval was er toen niet zoveel want etensresten werden aan de varkens, kippen of andere beesten in- en om huis gevoerd.

Wel werd er, vooral in de winter, veel as uit de kachel en het fornuis aangeleverd. Omdat er toen geen sprake was van standaard vuilnisemmers of containers zoals nu, werd het afval aangeleverd in oude emmers, wasteilen en alles wat maar hangrepen of een hengsel had.

Wiel liep weliswaar een beetje mank maar hij was zo sterk als een beer. Alles wat aan de straat gezet was, gooide hij met een sierlijke boog leeg op zijn platte wagen met extra opzetstukken.

Soms als er erg zware voorwerpen werden aangeleverd dan werd Wiel geholpen door de betrokken aanbieder. Ook als de hoeveelheid van afval erg groot was kreeg hij soms hulp. In dat soort situaties kreeg hij als blijk van waardering een paar sigaren aangeboden.

Zodra de wagen vol was dan reed hij naar de gemeentelijke vuilstortplaats om de wagen leeg te maken. Omdat het handmatig leeg maken van de wagen zwaar en tijdrovend was had Wiel daar iets op gevonden. Hij kiepte de volle platte wagen op een speciale manier zijwaarts leeg, terwijl Max ingespannen bleef!
Behalve dit zware werk was Wiel ook nog boer. Hij had een kleine boerderij met koeien, varkens, kippen en uiteraard het stevige Belgisch werkpaard, Max. Bovendien had hij ook de nodige weidegrond voor zijn koeien. Ten slotte nog bouwland, waarop afwisselend diverse granen, bieten, aardappels, klaver, rapen en dergelijke werd verbouwd. En omdat er toen nog geen grote landbouwmachines waren werd het meeste werk handmatig uitgevoerd. Ook de koeien werden nog met de hand gemolken, allemaal heel tijdrovend. Boeren werkten in die tijd vanaf zonsopkomst tot zonsondergang. Het tempo lag echter veel lager dan nu en men nam zich de tijd, want die was in hun beleving gratis.

Hoe dan ook, Wiel had altijd tijd voor een praatje of een kwinkslag. Hij was een man vol levensvreugde, met een eigen bijzondere humor, niet altijd even fijn besnaard maar altijd duidelijk en nooit kwetsend.

Een voorbeeld van zijn uitspraken (in zijn dialect): “vreug opsjtaon is gein prefiet, vreug hònger en vruig sj..t”  (vroeg opstaan is geen profijt, vroeg honger en vroeg sch..t)!

Later kwam ik hem nog eens tegen toen met mijn verloofde in de arm een wandeling maakte. Ik groette hem en meteen, nadat hij terug groette, zei hij: “en jòng, bès doe ouch al mit de kènjer van anger luuj aan’t wanjele”? (zo jongen, wandel jij ook al met de kinderen van andere mensen)?

Enfin: Wiel, Max en de drekkar waren een begrip in het dorp. Wanneer deze combinatie ooit begon met het ophalen van huisvuil weet ik niet precies. Ik vermoed dat het zo ongeveer na de tweede wereldoorlog is begonnen. Wat ik me wel nog herinner was hoe het eindigde. In 1964 vond de gemeente dat er aan deze “primitieve werkwijze” een einde moest komen. Als blijk van waardering ontving Wiel via de gemeenteraad een extra bonus.

Op vrijdag 7 mei 1964 trok Wiel, in vol ornaat, gekleed in jacket met hoge hoed- en Max met strikken en bellen, met de versierde drekkar voor de allerlaatste keer door het dorp, zie foto. Het werd een ware triomftocht, want Wiel was zeer geliefd binnen de hele gemeenschap, ongeacht rang of stand.

Na afloop van deze gedenkwaardige gebeurtenis schonk Wiel, uit eigen middelen, ook nog een borrel aan iedereen die zijn welgemeende belangstelling had getoond- en dat waren er veel!

Wiel, Max en de drekkar zal voor mij- en wellicht vele anderen, als een onverwoestbaar monument in herinnering blijven!

Wiel Rouland